Maiden speech Rob Docter.
Weet u hoeveel personen er in een Volkswagen Kever kunnen? Met een beetje proppen gaan er twaalf in. Maar dat kon beter, vonden de initiatiefnemers van dit experiment. Ze zaagden het dak eraf, zodat het een cabriolet werd, en zo konden er nog eens twaalf bovenop gestapeld worden. Latere record-jagers vonden ook dat niet bevredigend. Ze sloopten de stoelen en achterbank eruit, lieten mensen uit de raampjes hangen en tastten er zoveel maar kon bovenop het dak. Zo kon het autootje, met ongeveer vijftig mensen beladen, nog enkele meters rijden voordat het total-loss door zijn vering zakte en de mensen onderop verstikt raakten.
Ik begin met deze anekdote omdat die veel zegt over wat er met Hilversum aan de hand is. Het laadvermogen van het autootje werd overschreden en zo is het ook met wat Hilversum allemaal nog aankan aan groei en verdichting. En als ik alleen maar naar het tekort aan openbaar groen of naar de verkeerssituatie op de Diependaalselaan kijk, zit Hilversum nu al dik aan de grens van zijn laadvermogen.
Wij hebben als gemeentebestuur (raad en college) een zwaarwegend advies gekregen van de Hilversumse samenleving: zorg dat Hilversum over twintig jaar nog steeds een goede balans kent tussen de voor Hilversum zo karakteristieke natuur, de cultuurhistorische erfenis van Dudok en een kwaliteit van leven die bij een middelgrote gemeente met ‘dorpse’ kenmerken hoort. Of, zoals de 38 bewonersorganisaties in HOP2040 het samenvatten: “Behoud van het dorps karakter met stadse voorzieningen, meer groen en geen hoogbouw.”
Het is nu aan ons om een halsbrekende acrobatische (of zelfs transcendentale) toer uit te halen. Namelijk door te ontstijgen aan onszelf, onze eigen vierjarenplannen, aan de dingen die we graag zouden willen doen als we het zelf voor het zeggen hadden. Maar de opdracht die we nu van de samenleving hebben gekregen bestrijkt vijf collegeperioden. Dat betekent dat we iets moeten doen waar we in de politiek niet zo aan gewend zijn: ver vooruitkijken. En daarbij goed inzichtelijk maken wat de gevolgen zijn van de keuzes die voorliggen. Zoals de band De Jeugd van Tegenwoordig zegt: ‘Maak het klein, houd het dichtbij jezelf en laat het zien…’
Natuurlijk zijn er ook opdrachten die de bevoegdheid van de gemeente te boven gaan: zo moeten we ook van het gas af, we moeten vluchtelingen huisvesten, we moeten onze ecologische voetafdruk verkleinen, in het bijzonder onze dagelijkse CO2-emissie. En we zijn er als gemeente voor verantwoordelijk dat onze inwoners goed en betaalbaar in een gezonde leefomgeving gehuisvest worden.
In Hilversum willen we dat doen binnen de zogenaamde rode contour, zonder de ons omringende natuurgebieden te bebouwen. Dat is trouwens ook wat de rijksoverheid van ons vraagt, zo lezen we in de Omgevingswet: de kwaliteit van de leefomgeving staat daarin centraal, evenals goed rentmeesterschap over het culturele erfgoed.
We moeten dus eerst bepalen wat het laadvermogen van Hilversum is; hoeveel kunnen we binnen de bestaande stadscontour kwijt zonder dat de kwaliteiten worden geschaad.
Het zou daarom goed zijn om, naast een analyse van de identiteit, aan de omgevingsvisie een verbeelding toe te voegen waarop is aangeven hoe de door de samenleving gewenste balans eruitziet: waar kan de komende twintig jaar nog verdicht worden en waar kan juist verdund worden, bijvoorbeeld om nieuwe groenvoorzieningen aan te leggen. Zo kunnen de Hilversummers straks in één oogopslag zien wat er met hun zwaarwegende advies gedaan is. En hoe compact die tuinstad eigenlijk mag zijn; als een baksteen of als een spons.
We moeten ons daarbij realiseren dat de samenleving er in de toekomst anders uit ziet. Volgens de Bevolkings- en woningbouwprognose Noord-Holland 2050 daalt de woningbehoefte de komende decennia scherp. De bevolkingspiramide laat nu nog een snel toenemende vergrijzing zien, ofschoon in Hilversum iets minder dan het landelijk gemiddelde.
Met vergrijzing is op zichzelf trouwens niet zoveel mis, kan ik u uit eigen ervaring meedelen. Ook ouderen zijn economisch actief: ze zijn consumenten, gaan naar evenementen, maken relatief veel gebruik van voorzieningen, passen op de kinderen, fietsen veel, reizen in de daluren en hoeven dus niet met de auto in de file te staan, om maar een paar voordelen te noemen.
Intussen lijkt het in voorbereiding zijnde woningaanbod van ontwikkelaars, jonge gezinnen met kinderen niet aan te moedigen in Hilversum te blijven. Als je buiten de Randstad een betaalbare eengezinswoning kunt vinden, zijn piepkleine maar peperdure appartementen met een zeemstrookje op zeshoog minder aantrekkelijk, ondanks de woning schaarste. Een huis met een tuintje blijft voor die categorie inwoners het ideaal, zo blijkt uit het Woononderzoek 2021 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Dat is ook niet zo gek: als je iemand vraagt zijn droomhuis te tekenen, tekent hij nooit een flat.
In de afgelopen tien jaar (om precies te zijn van 2010-2020) groeide de bevolking van Hilversum nog met ongeveer 6000 inwoners. De natuurlijke aanwas van Hilversum bestond in die periode echter uit nog geen 200 personen zo blijkt uit CBS-cijfers. Die 6000 inwoners die erbij kwamen waren het vestigingssaldo, het aantal mensen dat zich per saldo in Hilversum vestigde.
Die 6000 personen hebben bijna 3000 woningen in gebruik genomen. Dat aantal is ongeveer gelijk aan de woningbouwproductie in die periode. Je kunt dus stellen dat die woningbouwproductie als je naar het aantal kijkt vrijwel geheel ten goede is gekomen aan nieuwe inwoners die zich in Hilversum gevestigd hebben, voornamelijk uit Amsterdam. Het is maar zeer de vraag of ook de Hilversumse op een sociale huurwoning aangewezen doelgroepen daarvan geprofiteerd hebben, als we zien dat in de vijfjarenperiode 2016-2020 per saldo slechts 37 sociale huurwoningen aan de voorraad in Hilversum zijn toegevoegd.
Ook Ecorys komt in het Economisch perspectief 2040 tot de conclusie dat de bevolkingsgroei voor 97% uit instroom uit andere gemeenten komt. En dat is best roekeloos beleid voor een gemeente die zuinig moet omgaan met zijn schaarse bouwlocaties en de eigen starters niet kan huisvesten. Natuurlijk is iedereen hier van harte welkom, maar onze eerste verantwoordelijkheid ligt, gezien de schaarse bouwmogelijkheden, bij de inwoners van Hilversum, onze kiezers. En dan gaat het niet alleen om de woonkosten, de betaalbaarheid voor de doelgroepen, maar eveneens om de kwaliteit van die woningen, zoals de grootte, de ligging, de aanwezigheid van groenvoorzieningen zoals parken en plantsoenen, en de bereikbaarheid van openbaar vervoer en voorzieningen.
Omdat de Omgevingsvisie over de toekomst gaat, ontkom ik er niet aan ook nog even over Dudok te praten. Want wie over de toekomst wil praten moet het verleden kennen. Dudok bouwde om mensen gelukkig te maken. Dat zei hij letterlijk zo, en zijn gebouwen, zijn tuinwijken, alles is gericht op het zich welbevinden van de gebruiker.
Eigenlijk zou dat bij al onze besluiten een afweging moeten zijn: draagt wat we beslissen bij aan het geluk van de inwoners. Dát is het DNA van Dudok, maar ik ben het in het afwegingskader nog niet tegengekomen.
Toen Dudok na de oorlog begreep dat verdiepingbouw onafwendbaar was, stelde hij dat die niet hoger mocht zijn dan drie of vier lagen: alleen dan is er namelijk nog sprake van sociaal contact tussen de woning en de straat. Op die afstand kan je nog een gesprek voeren, kan je dingen nog gemakkelijk herkennen. Een praatje maken met de buren, de buiten spelende kinderen in het oog houden, dat het opvalt als bij de alleenwonende bejaarde buurman de gordijnen dicht blijven, het draagt allemaal bij aan de sociale stad die Dudok voor ogen stond.
De tuinstad is niet alleen de groenstructuur, maar is ook de drager van een gezonde, sociale samenleving in een mooie woonomgeving. Deze sociale agenda (en dan horen daar tegenwoordig zeker ook zorg en maatschappelijke ondersteuning bij) moet opnieuw deel gaan uitmaken van onze ontwikkelstrategie en het langetermijnperspectief waarover we vandaag spreken.
De Hilversumse samenleving heeft aangegeven wat voor gemeente Hilversum over twintig jaar moet zijn. Het is nu aan ons om die boodschap serieus te nemen niet te vervallen in een ‘ja maar’ houding. De participatie opbrengst biedt een prima kader om eventuele dilemma’s op te lossen. Laten we dienstbaar zijn aan degenen die we om zwaarwegend advies hebben gevraagd, en samen zonder voorbehoud die toekomst tegemoet treden.
Het geamendeerde raadsbesluit dat voorligt daagt het college daartoe uit. Er is de afgelopen dagen intensief overleg over geweest, ook met HOP2040 als vertegenwoordiger van de bewonersverenigingen. De vrees bestond dat de participatie opbrengst niet voldoende zwaarte zou kunnen krijgen. Maar ik denk dat ik namens alle daarbij betrokken woordvoerders spreek als ik zeg dat het raad breed geamendeerde besluit zoals het er nu ligt, het college onomwonden opdraagt die opbrengst te respecteren en als richtingaanwijzer naar de toekomst te gebruiken. Het resultaat daarvan zien we binnenkort weer terug en dan kunnen we er nog van alles van vinden.
Ik eindig met een citaat: “Niemand heeft de ideale richting in pacht, maar je kunt niet je richting bepalen als je geen ideaal voor ogen hebt.” (Thorbecke)